BN DeStem – Wim heeft 450 klompen van over de hele wereld

Hij laat graag klompen zien, vooral hoe hij ze maakt. Maar alleen aan mensen met oprechte interesse. Liefst Brabanders die het dialect van Wim Jacobs (69) verstaan. ,,Want het is een interessant verhaal,
al zeg ik het zelf.”

Dit artikel is uitkomstig van BN DeStem en is geschreven door John Bas

In zijn linkerhand heeft Wim Jacobs een originele schaatsklomp op doorlopers, in zijn rechter de klomp van een gevangene in een Duits concentratiekamp.

Van ondernemer tot klompenmaker en in het bezit van een unieke verzameling met 450 klompen van over de hele wereld. En bij elke klomp in zijn particuliere museum naast zijn woonboerderij een mooie of indrukwekkende anekdote. Verhalen die Wim graag vertelt aan zijn gasten. Met koffie en cake erbij. Van Trees, al vijftig jaar zijn grote liefde. Van origine was Wim een pure timmerman. Wat zijn ogen zien, maken zijn handen. Nog steeds. Toen hij als jongeling uit Zundert zijn Trees uit Etten-Leur ontdekte, leerde hij ook haar broers kennen. Kees Maas, later de beroemdste wielerspeaker van het land, en René Maas, ondernemer in de dop. Met zwager René begon Wim een bouwbedrijf, Maas-Jacobs, dat alras uitgroeide tot een forse firma die met succes projecten ontwikkelde en kunststoframen en -kozijnen ging leveren. Maar voor Wim, toch meer een timmerman, werd het te groot en te veel. ,,Daar moest ik mee stoppen – te hectisch voor mijn gezondheid – en dat heb ik toen gedaan. Ben weer voor mijzelf begonnen.”

Boomzaag
Het was de tijd dat Wim loerde op een oude boomzaag die bij naburig houtbedrijf Sjef Mertens in onbruik was geraakt. Van oorsprong een Groningse uit 1880, die nog ergens in een hoek stond te roesten. Jacobs zeurde twintig jaar lang voordat het hem lukte. Eenmaal in stukken thuis, aan het Schuitvaartjaagpad, restaureerde en stelde Jacobs het kolossale ding. Ook maakte hij een aandrijving van een dieselgenerator uit een vooroorlogse Vlaamse windmolen. ,,Allemaal oud spul, maar ik hou daarvan. Al vanaf mijn achtste verzamel ik werktuigen en zo. Deze móest ik hebben. Ik zaag er van alles mee, maar niet commercieel. Laatst nog planken van een notenboom voor een oudere man. Die keek thuis al heel zijn leven tegen die boom aan en wil er straks ook mee begraven worden. Dus heeft hij er nu mooie planken van liggen, voor zijn kist.” Als hij met zijn boomzaag aan de gang was, maakte dat nogal ‘geweld’. Lawaai waar fietsers op afkwamen om eens te kijken wat die Jacobs ‘aan het sjouwen was’. Vaak bleven ze hangen, moest Trees koffie gaan zetten en waren ze helemaal niet meer weg te slaan. Dat bracht Jacobs op de gedachte om meer met de houtzagerij te gaan doen. Toeval of niet, maar rondom zijn huis daar in het prachtige buitengebied plantte Wim decennia terug al een rijtje Canadese populieren. En laten die nou net het beste hout leveren om boerenschoeisel van te maken. Taai, draadachtig sterk. Dit hout barst niet als je er een voetbed maat 44 in probeert te boren. Het klompen maken leerde hij zich van lieverlee aan. Vooral door te kijken bij vaklieden, beurzen te bezoeken en door materialen te verzamelen bij bedrijven, maar ook op rommelmarkten in heel Europa. Het staat allemaal in de grote schuur naast hun huis, waar Wim in de voormalige paardenstal een woninkje anno 1900 heeft nagebouwd. Een arbeidershuisje met blauwe muren – ‘dat werkte tegen de vliegen’ – een bedstee en al. Compleet met moeders wollen onderbroek die hangt te drogen boven een houtgestookte plattebuiskachel. Daarnaast de weckflessen met sperziebonen en pruimen uit eigen tuin. En daar, in die boerenschuur vol pure nostalgie, is ook zijn klompenmakerij ingericht. Wim geeft er op verzoek demonstraties, laat zien wat er bij komt kijken in de vaderlandse klompenbranche. Die telt nog maar een stuk of vijf beroepsmatige bedrijven en een twintigtal hobbyisten, fanatiekelingen zoals hij.

Peer Klomp
Hij heeft honderden houtschaven, beitels en ander handgereedschap. Maar ook de loodzware apparaten en mallen waarmee je klompen machinaal kunt dupliceren. Werkmateriaal dat ooit toebehoorde aan Peer Klomp, de in de Eerste Wereldoorlog gevluchte Belg Lambertus Servranckx die er honderd jaar geleden al de kost mee verdiende in Terheijden. Weer zo’n anekdote die Jacobs zijn toehoorders in plat dialect opdist.

Wim Jacobs (69) in zijn particuliere klompenmuseum waar hij zich het vak eigen maakte én de grootste collectie van Nederland verzamelde.

,,Jaren geleden ontvingen wij hier nog groepjes van over de sloot, Dordrecht en zo. Maar dat doen we niet meer”, zegt Trees (68) beslist. ,,Die mensen zaten zich half te vervelen, keken alleen maar op hun mobieltjes en vroegen steeds: ‘Wat zegt die meneer nu?’ Omdat onze Wim plat praat en ze hem niet konden volgen.”

Elke klomp een verhaal
Nee, dan liever mensen uit de buurt, Brabanders dan toch. Die via via van hem hebben gehoord en oprechte interesse tonen voor het verdwenen ambacht dat bij Wim weer tot leven komt. Hij verhaalt ze over het klompenkarwei, de kenmerken en de herkomst, de betekenis van de lak en de verfkleuren bijvoorbeeld, het verschil tussen Dussen en Dongen. Klompen die aan de geallieerden werden meegegeven, uit dank voor onze bevrijding. Exemplaren met krullen, waarmee de dragers lieten zien hoe welvarend ze waren, klompen voor onder het bed van pasgetrouwden, van wijnboeren, vissers en turfstekers, opgelapte armeluisklompen en klompen uit het concentratiekamp met pinnen op de wreef, waardoor hard weglopen pijnlijk en onmogelijk was. Het is er in huize Jacobs wel vaker over gegaan: eigenlijk zouden ze een écht museum moeten hebben. Maar daarvoor is de ruimte niet geschikt en voor dagelijks bezoek worden ze iets te oud, vinden Trees en Wim. ,,We zoeken er ooit een goede bestemming voor, maar genieten er nu zelf nog van, op ónze manier.”

Dit artikel is afkomstig uit BN DeStem, Klik hier om te openen.